I. VOORGEBORCHTE DER HEUVERPOORTE (-I.1-), DE CITADEL

 

Gent, Ferrariskaart, 1777 (+ straat)
Sleutels Heuvelpoort

Links boven: Gent, Atlas van Loon, 1649. "Heuvers Poort" links op de kaart.

 

Links midden: Gent, Ferrariskaart, 1777. Rode lijn is de huidige ligging van de Ledeganckstraat.

 

Links onder: De sleutels van de Heuvelpoort.

Heuvelpoort 16e eeuw
Heuvelpoort en stadswallen door Jean-Baptiste Joseph Wynantz
Heuvelpoort (Pierre François De Noter en Verboeckhoven, 1821)

Rechts boven: De originele "Heuvers Poort" (16e eeuw), getekend door Moerman.

 

Rechts midden: Heuvelpoort en stadswallen (aquareltekening door Jean-Baptiste Joseph Wynantz, 1820-1823).

 

Rechts onder: Heuvelpoort en stadswallen (geschilderd door Pierre François De Noter en Eugène Verboeckhoven, 1821).


 

Een nieuw stadsdeel ontstaat.

Het middeleeuwse Gentse stadsweefsel had het in de 19e eeuw met de komst van de industriële revolutie hard te verduren. Rond 1800-1870 was de oude stad chaotisch; een overbevolkt broeinest van menselijke ellende, criminaliteit en verzet. Gent telde in 1880 ruim 700 cités met 30.000 bewoners, zo'n 20% der Gentenaars, binnen z'n stadsomwallingen. In de aanloop naar de Wereldtentoonstelling van 1913 kon verandering niet uitblijven. Middels het Zollikofer-De Vigneplan (1880-1888), kreeg de stad door grootse vernieuwingsprojecten en -vaak letterlijk- zuivering van de “rooie buurten”, ten voordele van burgerij, een ander uitzicht. Een gebieds-uitbreiding drong zich op.

Ook onder de Heuver- en Kortrijkse poort werd druk gepland en verkaveld:

  • 1875: Aanleg van het Citadelpark door Hubert Van Hulle (26ha + 6ha toevoeging in 1884)
  • 1882: Rijksnormaalschool
  • 1882: Verkaveling van de woningen in de Ledeganckstraat
  • 1889: Stopplaats voor treinen (Parkplein)
  • 1888-1890: St.-Coletakerk & -parochie
  • 1889: Hofbouwschool
  • 1898: Vertramming
  • 1901: Zwembad 'Het Strop'
  • 1903: Museum voor Schone Kunsten
  • 1903: Plantentuin met Botanisch Instituut
  • 1912: Feestpaleis
  • 1913: St.-Pietersstation
  • 1913: Wereldtentoonstelling,..
(1) Kazematten, (2) poort, (3) ravelijn, (4) bastion 3
(1) Gracht, (2) wapenplaats, (3) bedekte weg, (4) glacis (= Ledeganckstraat).

Boven: (1) Gracht, (2) wapenplaats, (3) bedekte weg, (4) glacis (= Ledeganckstraat).

 

Links: (1) Kazematten, (2) poort, (3) ravelijn, (4) bastion 3.


 

De citadel. (-I.2-)

De Hollandse citadel -gebouwd in opdracht van Gey van Pittius, luitenant kolonel in het leger van Willem I-, onderdeel van Wellington’s verdedigings-stelsel tegen Frankrijk, was in die tijd een der sterkste en indrukwekkendste vestingen van Europa. Een heel complex (1822-1831) van aarde- en metsel-werken, dat tot 1870 een rol zal spelen in de Belgische landsverdediging.

 

Gebouwd op een uitloper van de Blandijnberg en ter hoogte van het eerdere fort Monterey (1671-1782), maakte de citadel gebruik van de natuurlijke niveauverschillen en had “droge” (zonder water) beklede grachten (met muurwerk). Bij de bouwwerken moest het volume uitgegraven aarde overeenkomen met het volume opgeworpen aarde, want veel transport was economisch niet te verantwoorden.

 

(1) Gracht & (2) bastion.

(1) Gracht & (2) bastion.

 

(1) Courtine, poort & (2) bastion-flank

(1) Courtine, poort & (2) bastion-flank.

 


Zijaanzicht

 

Het militair domein (A en B) tot en met de zogenoemde “kam”, was omgeven door het glacis (C).

 

A- Rond het centrale plein (800m omtrek) bevonden zich de kazernegebouwen of de kazematten, bedekt met 80cm baksteengewelf en 2m aarde als beveiliging tegen mortierbommen. Deze complexen konden in oorlogstijd 6000 officieren en soldaten huisvesten en boden ruimte voor 150 paarden, magazijnen, een munitiedepot voor 327 ton buskruit en een hospitaal.

 

B- Hét grote verdedigingsorgaan was de wal, in de vorm van vijf bastions, met daar tussenin vijf courtines voorzien van telkens een toegangspoort (o.a. de nog resterende poort uit 1826). Deze wal verhief zich 15m boven de bodem van de hoofdgracht. De voet ervan was tot 9m hoogte met muurwerk bekleed en bestond uit gecreneleerde (van schietgaten voorziene) galerijen in twee verdiepingen. De hogere 6m van de wal was aarde en gras. Bovenop de wal was dan een borstwering en walgang. Bijhorende hindernissen, palend aan de bastions waren een 20m brede hoofdgracht, een 10m brede bedekte weg (achter een 2,5m hoge aanaarding van het glacis, zo konden manschappen zich buiten het oog van de vijand bewegen. Enkele verbredingen of wapenplaatsen dienden om troepen te verzamelen voor een uitval.) en vijf ravelijnen met 14m brede grachten.

 

C- Het glooiende glacis rondom was tot aan zijn hoogste punt of kam vrij van bebouwing of hoge struiken. Onderaan bij de “teen” van het glacis, zag de aanvaller de gemetselde bekleding van de wal niet, tenzij hij tot aan de kam geraakte.

 

Inkompoort aan stadszijde (1826)

Inkompoort aan stadszijde (1826).

Inkompoort  aan stadszijde (07/2014)

Inkompoort aan stadszijde (07/2014).


Inkompoort aan kazernezijde (07/2014)

Inkompoort aan kazernezijde (07/2014).

 

Centrale gebouwen van de Citadel

De centrale gebouwen van de Citadel, nog tot 1908 in gebruik als kazerne voor de infanterie van het Belgische leger. Nadien verhuisde men iedereen naar de nabijgelegen Leopoldskazerne.

 

In een der kazematten

In een der kazematten.

Aankoop en afbraak.

De toekomst van de citadel, een mogelijke afbraak, kwam voor het eerst ter sprake op de Gentse gemeenteraadszitting van 25 mei 1867. Men was het er eensgezind, een verzoekschrift te zenden naar de koning en de Wetgevende Kamers, om een toestemming voor de afbraak van de citadel te bekomen (gezien het gebouw nog van weinig nut zou zijn bij een eventuele nieuwe oorlog).

Advocaat en politicus Paul Voituron (°1824, +Gent 1891) zag de toekomst van de dan vrijkomende gronden als volgt: "De Citadel staat op eene hoogste gronden gelegen in het gezondste deel van de stad, terwijl onze overgroote werkersbevolking opeengetast zit in de wijken en woningen die uiterst ongezond zijn. Onze stad heeft vooral behoefte aan lucht en ruimte. De afbraak der Citadel zou niet alleen toelaten op de plaats een overgroot Park te maken, waar de bevolking de lucht zou kunnen inademen die haar in de stad ontbreekt, maar gezondere en gemakkelijkere huizen te bouwen voor de lagere klassen die nu in te enge wijken opeengedrongen zitten."(-I.3-)

 

In 1870 is de kogel door de kerk en beslist de stad Gent de citadel aan te kopen. De koop werd gesloten op 11 mei 1871. Onder toezicht van notaris Julien Santens werd een contract opgesteld dat als volgt luidde: "Verkoopcontract van 11 Mei 1871 door den Belgischen Staat, ten voordeele der stad Gent, van al de gronden en gebouwen waaruit de Citadel en hare afhankelijkheden, gestaan en gelegen in gezegde stad Gent bestaan, mits de som van een millioen frank. ... De afgestane gebouwen zullen blijven gebruikt worden door den dienst van het garnizoen, en niet mogen afgebroken worden; zij zullen deze bestemming nog moeten behouden, zoolang de stad Gent, in overeenstemming met het Departement van oorlog, niet in de vervanging dezer gebouwen zal voorzien hebben." Van de aankoopprijs van 1 miljoen Belgische frank, werd onmiddellijk 500.000 Belgische frank betaald.(-I.4-)

 

Vanaf 1875 begon de afbraak van de versterkingen, demping van de grachten en sloping van de wallen. De Gazette van Gent schreef op 18 december 1897: “De hoveniers van het park waren zo verrukt over de aanstaande verdwijning der kazerne dat zij vlaggen op het veroordeelde gebouw geplaatst hebben”.

 

(-I.1-) Opeenvolgende verbasteringen van het originele, 14e-eeuwse 'Overpoorte': Oeverpoorte - Hover-poorte - Heuverpoort (15e eeuw) - Heuvelpoort. De poort bestond als stenen gebouw (2e helft 13e eeuw - 1827) en als ijzeren hek (1829 - 1860, afschaffing van het stedelijk octrooirecht).

(-I.2-) “Versterkingen van de Wellingtonbarrière in Oost-Vlaanderen” (2005, Robert Gils).

(-I.3-) Uit "Organe Officiel de L'Exposition Universelle et Internationale de Gand - 1913" (1e Jaargang, september 1911).

(-I.4-) Uit "Organe Officiel de L'Exposition Universelle et Internationale de Gand - 1913" (1e Jaargang, 15 november 1911).