Karel Lodewijk Ledeganck

Gent. Gij zijt niet meer

gelijk weleer,

de trotse wereldstad,

die koningen deed beven.

 

“Blijf steeds uw Vlaamse oorsprong waard,

wees Vlaamsch van hert en Vlaamsch van aard.

Wees Vlaamsch in uw spraak en Vlaams in uw zeden.”

 

Geen rijker kroon dan eigen schoon.

(uit "De drie Zustersteden". K.L. Ledeganck, 1842)

 

Hoewel de Gentse burgerij en de meeste officiële documenten eind 19e eeuw Franstalig waren, werd de straat waarin de Rijksnormaalschool in 1882 zijn deuren opende(-1-) genaamd naar een geprezen Vlaamse voorman, nl. Charles Louis Ledeganck (Eeklo, 9 november 1805 - Gent, 19 maart 1847). In een periode dat Vlaanderen dreigde verfranst te worden, streed Ledeganck voor het behoud van zijn moedertaal, smeedde een nieuwe Vlaamse dichterlijke taal en was één van de belangrijkste dichters van de Vlaamse Beweging.

 

Charles Louis Ledeganck wordt geboren in Eeklo (toen een “orangistisch nest”), waar zijn vader dorpsonderwijzer is. Vanaf zijn 10e levensjaar werkt hij in een weverij en wordt er opgemerkt door Karel-August Vervier, een letterkundige uit Gent. Karel (Charles) heeft namelijk de gewoonte om over alles en iedereen een gedichtje te maken. Vervier vraagt daarom aan vader Ledeganck om zijn zoon naar school te sturen, maar dit blijkt onmogelijk voor het arme gezin. Karel krijgt dan maar een plaats als klerk op het stadhuis en vindt er steun bij de burgemeester, die hem verder helpt met lectuur en zelfstudie.

Niet lang nadat het Koninkrijk der Nederlanden verdwijnt (1830), wordt Ledeganck als student ingeschreven aan de Gentse universiteit (1833). Het is bekend dat hij tweemaal, driemaal in de week te voet van Eeklo naar Gent trekt om er de lessen te kunnen volgen. Een keerpunt in zijn leven komt er in 1834, wanneer hij een door de regering uitgeschreven nationale dichtwedstrijd wint. Hij verkrijgt zijn diploma van doctor in het Romeins en het Modern Recht (1835) en wordt daarna aangesteld als vrederechter, eerst te Kaprijke en vervolgens te Zomergem, alwaar hij huwt. Ledeganck, provincieraadslid geworden in 1837, houdt de allereerste rede in het Nederlands in de Oost-Vlaamse Provincieraad (1840) en in 1841 vertaalt hij de “Code Civil” naar het Vlaams (met herhaaldelijke herdrukken). 1842 Is het jaar waarin hij naar Gent verhuist en als provinciaal inspecteur voor het lager onderwijs een dam probeert op te werpen tegen onwetendheid en intellectuele armoede.

Zijn trilogie "De drie zustersteden" (1846) over Antwerpen, Brugge en Gent -die laaiend enthousiast wordt onthaald- sterkt veel Vlamingen in hun geloof dat Vlaanderen zijn vroegere grootheid kan herwinnen en een schitterende toekomst voor zich heeft.

 

Voorblad "De drie zustersteden"

Voorblad van "De drie zustersteden" (1846).

 

Gedicht "Gent"

Het gedicht "Aan Gent".

 


De armoede die Ledeganck gekend had in zijn jeugd, de te grote inspanningen voor zijn studies en het vele werk bezorgen hem een borstkwaal en vergallen zijn laatste levensmaanden. In het overlijdensregister van de Sint-Annaparochie te Gent, zijn parochiekerk, staat in het jaar 1847 te lezen: “Capucijnenstraat 1: overleden Carolus Ludovicus Ledeganck, oud 41 jaeren 4 maenden”.

Karel Lodewijk Ledeganck werd begraven op het Campo Santo te St.-Amandsberg, vlakbij het monument van zijn mentor Jan Frans Willems.

 

(-1-) In de Rijksnormaalschool zijn er vanaf 1883 Vlaamse cursussen. In Gentse kranten werd al vóór 1900 meermaals de miskenning der taalrechten aangeklaagd o.a. bij opschriften in tentoonstellingen. De erkenning dat het Nederlands een officiële taal is volgt echter pas in 1898. Aan de Plantentuin is Prof. J. Mac Leod (1903, eerste directeur) bekend als Vlaams voorvechter. In 1916 wordt de Universiteit van Gent vernederlandst, gevolgd door de Hofbouwschool die in 1917 eentalig Vlaams wordt en hierdoor leerlingen verliest.